De filosoof Spinoza (1632-1677) is bij uitstek geschikt als boegbeeld van de stad Amsterdam. Tijdens zijn leven en lang daarna is hij verguisd vanwege atheïsme, maar desondanks heeft zijn filosofie een enorme invloed gehad op vele denkers na hem. Zonder zijn ideeën is de Verlichting moeilijk voor te stellen. Amsterdam heeft een historische 'superster' in huis, waar Amsterdam met recht trots op kan zijn.
Waarom is Spinoza een goed boegbeeld voor Amsterdam?
- Hernieuwde aandacht voor de denkbeelden die de grondslag vormden voor de Verlichting en voor de moderne democratische samenleving.
- Zijn ideeën over een vrije samenleving, waarin iedereen mag denken wat hij wil en zeggen wat hij denkt.
- Hernieuwde aandacht voor het erfgoed van het 17de-eeuwse Amsterdam.
- Een voorbeeld van een succesvolle 'tweede-generatie allochtoon'. Iemand met wie (nieuwe) Amsterdammers zich kunnen identificeren, omdat hij niet in termen van autochtoon en allochtoon denkt, maar in termen van burgerschap en de bijdragen die individuen aan de samenleving leveren.
Spinoza, Amsterdammer
Voor Spinoza zelf was Amsterdam een zeer bijzondere stad, zoals helder wordt uit het TPT, (Theologisch-politiek Traktaat) blz. 434:
"Hoe kleiner de vrijheid van meningsuiting is in een staat, (...), hoe gewelddadiger zij geregeerd wordt. Ik hoef niet naar voorbeelden te zoeken, die ik kan gebruiken om aan te tonen dat uit deze vrijheid geen misstanden ontstaan die de hoogste macht niet kan voorkomen en dat verder dit gezag mensen kan weerhouden elkaar schade te berokkenen, hoewel zij openlijk een tegengestelde mening zijn toegedaan. Amsterdam bijvoorbeeld plukt de vruchten van deze vrijheid blijkens zijn groei, die alle volken bewonderen. In deze bloeiende en bevoorrechte stadstaat leven immers mensen uit alle volken en met alle mogelijke geloofsovertuigingen eendrachtig samen. (...) Voor het overige bekommert men zich niet om het geloof of de sekte, omdat zij in de rechtszaal niet van belang zijn. Geen geloofsovertuiging wordt zo verafschuwd dat de aanhangers ervan niet door de magistraat (rechter, overheid) worden geholpen en beschermd, mits zij niemand schade toebrengen, ieder het zijne geven en fatsoenlijk leven."
De waarde van tolerantie en de vrije Amsterdamse samenleving heeft Spinoza aan den lijve ondervonden. Hij is hier in 1632 als kind van Spaanse vluchtelingen geboren en heeft in deze stad het grootste deel van zijn leven gewoond, namelijk tot 1660-1661, dat wil zeggen 28 jaar. Hij is 17 jaar later op 44 jarige leeftijd overleden na nog in Rijnsburg, Voorburg en Den Haag te hebben gewoond. In Amsterdam is hij opgegroeid en hier is hij ‘ingeburgerd’, allereerst als handelaar op de beurs, waar hij mogelijk al contacten legde met niet-joodse vrienden, zoals Jarigh Jelles en Pieter Balling. Met hen besprak hij politieke, wetenschappelijke en religieuze vragen. In Amsterdam was in die tijd een levendig debat gaande over religieuze, filosofische en politieke zaken. Jarigh Jelles schrijft in zijn biografie dat Spinoza rond 1654 al met Descartes bezig was (die ook lang in Amsterdam gewoond heeft). In Amsterdam is Spinoza gaan twijfelen aan de dogma’s van de religieuze tradities en heeft hij zijn denkbeelden tot ontwikkeling gebracht, wat er toe heeft bijgedragen dat hij uit de joodse gemeenschap werd verbannen in 1656 en geen pogingen deed zich met haar te verzoenen.
Uit een verslag van een verhoor door de Spaanse Inquisitie uit 1659: “De gehoorden, een monnik en een kapitein, hebben een flinke tijd in Amsterdam doorgebracht, waar ze Spinoza vaak in gezelschap van een zekere Juan de Prado hebben ontmoet. Spinoza is een goed filosoof en beiden beleden de Wet van Mozes, maar de Synagoge verbande hen omdat zij zich aan atheïsme hadden overgegeven. Zelf heeft Spinoza tegen ons verklaard dat hij besneden was en zich aan de wet van de joden hield; hij was echter van mening veranderd omdat deze wet onwaar bleek en de ziel met het lichaam sterft en dat er alleen maar filosofisch gezien een god is”. Verder staat in het verslag dat Spinoza tevreden was met de intellectuele en morele vrijheid die hij (in Amsterdam) buiten de joodse gemeenschap genoot. De getuigen hoorden Spinoza vaak vertellen dat hij geen enkel geloof meer was toegedaan.
Na de ban is Spinoza gaan wonen in de Latijnse School van de flamboyante Franciscus van den Enden, een uit Antwerpen afkomstige ex-jezuïet en libertijn. Spinoza leerde bij Van den Enden Latijn en de klassieke schrijvers. Verder verdiepte hij zich verder in de filosofie van Descartes en leerde hij de ideeën van vrijdenkers kennen. In de jaren zestig zal Van den Enden een aantal pamfletten publiceren met een pleidooi voor de vestiging van een democratische kolonie in Amerika. In 1671 vertrekt hij naar Parijs; mogelijk onder de druk van de Amsterdamse autoriteiten na de veroordeling van Koerbagh, mogelijk op uitnodiging van ontevreden leden van Franse adel. In elke geval trachtte Van den Enden zijn democratische idealen in werkelijkheid om te zetten door een coup tegen Lodewijk XIV, maar die mislukte, zodat hij in 1674, op 72-jarige leeftijd, werd opgehangen voor de Bastille. Ook is het waarschijnlijk dat Spinoza tijdens zijn schoolperiode contacten heeft gelegd met medeleerlingen, afkomstig uit de Amsterdamse elite, zoals de gebroeders Koerbagh en Lodewijk Meijer.
De ontwikkeling van Spinoza’s denken kan niet los gezien worden van zijn contacten met Amsterdam. Rond 1660 -1666 is Spinoza uit Amsterdam vertrokken. Het kan zijn om in alle rust zijn ideeën uit te werken, maar er wordt ook verteld dat er een aanslag op hem is gepleegd. In elk geval bleef hij met zijn Amsterdamse vrienden contact houden. Zo drongen zij op een nadere uitleg van de filosofie van Descartes aan en Spinoza schreef een toelichtend commentaar op Descartes’ hoofdwerk, dat door de Amsterdamse uitgeverij Rieuwertsz in 1663 is gepubliceerd. De toenmalige Amsterdamse Spinozakring kreeg als eerste de manuscripten van de Ethica om ze bespreken, van commentaar te voorzien en er vragen over te stellen. In Amsterdam werden zijn teksten dus voor het eerst gelezen en die beïnvloedden het denken van bijvoorbeeld De Vries, Balling, Meijer en de gebroeders Koerbagh. De eerste verwijzing naar de Ethica is te vinden in een brief van Simon de Vries aan Spinoza van 1663. Drie jaar nadat hij uit Amsterdam vertrok was hij dus al met zijn 'magnum opus' bezig. Zij verwerkten Spinoza’s ideeën in hun boeken. Met name de 'Wijsbegeerte uitlegster der Heilige Schrift' van Lodewijk Meijer, in 1666 in het geheim uitgegeven door Rieuwertz, wekte een enorme opschudding in heel Europa. Adriaan Koerbagh werd voor zijn radicale boek tegen het religieuze en wereldse establishment en voor 'de verlichting' van het volk, in Amsterdam tot tien jaar Rasphuis veroordeeld, waar hij na een jaar in 1669, op 37 jarige leeftijd stierf. Hij is daarmee een Amsterdamse ‘martelaar’ van de Verlichting. Spinoza’s eerste hoofdwerk het Theologisch-politiek traktaat werd in 1670 in het geheim door Rieuwertz in Amsterdam gedrukt en gedistribueerd. Ook de Opera Posthuma met daarin Spinoza’s tweede meesterwerk, de Ethica is in Amsterdam door Rieuwertz uitgegeven. Na de dood van Spinoza nam Lodewijk Meijer, naar men aanneemt, een kist met alle manuscripten van Spinoza mee naar Amsterdam. Daar maakten Spinoza’s vrienden de tekst van Spinoza’s werk drukklaar en vertaalde hen voor een Nederlandse uitgave. Zowel de Opera Posthuma als de Nagelate Schriften waren binnen een jaar gereed voor verspreiding door Europa.
Spinoza is de grootste Nederlandse filosoof en naast Rembrandt is hij het belangrijkste 'product' van de Gouden Eeuw in Amsterdam.