‘In een vrij staatsbestel is het een ieder toegestaan te denken wat hij wil en te zeggen wat hij denkt’
Bento (Hebreeuws: Baruch) de Spinoza is in 1632, tijdens de Gouden Eeuw, geboren in Amsterdam op Vlooienburg (het eiland waar nu de Stopera op staat). Hij is de zoon van Michael d’Espinosa en Hanna Debora d’Espinosa. Michael was geboren in Vidigueira in Portugal en had vanwege de druk van de Inquisitie Portugal verlaten, ook al was zijn familie onder dwang tot het christendom overgegaan. Via Nantes kwam de familie d’Espinosa in Amsterdam terecht, waar ze wel de vrijheid hadden om tot het jodendom terug te keren. Vanaf de jaren ’20 dreef Michael vanuit Amsterdam handel met het Middellandse Zeegebied, in zuidvruchten en misschien ook koloniale waren (suiker, Braziliaans hout, gember). Hij was een succesvol zakenman en vervulde verschillende malen bestuursfuncties binnen de joodse gemeenschap. Bento en zijn oudere broer Isaäc bezoeken de joodse lagere school Ets Haim op de Houtgracht, waar zij Hebreeuws leren en de Torah (voor christenen het Oude Testament) bestuderen. Hoe lang Bento daarop gezeten heeft is onbekend, maar het is onwaarschijnlijk dat hij voor rabbijn heeft geleerd, zoals men vroeger dacht. Als veertienjarige verlaat hij de school, waarschijnlijk ging hij in de zaak van zijn vader werken. De familie huurde in jaren vijftig een niet onaanzienlijk huis aan de Houtgracht (tegenwoordig Waterlooplein) dicht bij waar nu de Mozes en Aäronkerk staat. Nadat zijn vader en oudere broer waren overleden, nam Bento in 1654 met zijn jongere broer de handel over, onder de naam Bento y Gabriel d’Espinosa.
Sinds 2006 behoort Spinoza officieel tot de canon van Nederland. Met zijn vijftig ‘vensters’ biedt deze een overzicht van de kernmomenten van ons verleden. Men vindt er van alles: een polder, een hunebed, maar ook drie denkers, namelijk Erasmus, Hugo de Groot en Spinoza. In de toelichtende tekst staat bij Spinoza dat de Amsterdamse wijsgeer is opgenomen vanwege ‘zijn maatschappelijk belang door zijn pleidooi voor godsdiensttolerantie en de vrijheid van meningsuiting’, ‘zijn vooraanstaande plaats in de geschiedenis van de filosofie’ en tot slot ‘een denken dat geen filosofie is om wille van de filosofie, maar de mensen leert hoe ze verlichting van hun lijden kunnen vinden’. In de eeuwen die na de dood van de zeventiende-eeuwse wijsgeer zijn verstreken heeft Nederland tientallen filosofen, kunstenaars en theologen gekend, die in woord en geschrift van hun bewondering voor Spinoza blijk hebben gegeven en in zijn werk inspiratie hebben gezocht. De boeken, artikelen en gedichten, die aan zijn persoon en denkbeelden gewijd zijn, vallen nauwelijks nog te tellen, terwijl ook door standbeelden, schilderijen en tekeningen de gestalte van Spinoza alom in onze cultuur aanwezig is.
Lang is gedacht dat Spinoza in zijn tijd als kluizenaar leefde. Zijn radicale ideeën maakten hem overal gehaat en ‘spinozist’ zou een eeuw lang een scheldwoord zijn geweest. De waardering voor Spinoza zou pas aan het eind van de 18e eeuw gekomen zijn. Toen stond Spinoza in Duitsland in het centrum van de belangstelling dankzij de felle debatten rond de ‘Pantheismusstreit’. Hierdoor werd Spinoza weer gelezen en kon hij via Goethe, Herder, Schelling en Hegel de Duitse romantiek en het Duitse idealisme beïnvloeden. Schrijvers en filosofen waren enthousiast over Spinoza’s denken van de wereld als geheel. Pas met de hernieuwde uitgave van Spinoza’s werk in 1802 zou de receptie echt begonnen zijn.
Jonathan Israel heeft met zijn drie monumentale werken over de Verlichting: Radical Enlightenment (2001), Enlightenment Contested (2006) en Democratic Enlightenment (2011) dit beeld volledig bijgesteld. In ruim drieduizend pagina’s schetst hij de geschiedenis van de radicale Verlichting, die bij Spinoza en een kleine kring medestanders in de Republiek begint, maar al snel Europese dimensies aanneemt en uiteindelijk de grondslag van onze moderne wereld zal worden. Zij ontleent haar kracht aan de hechte logische samenhang tussen de ideeën, die in eerste instantie uit het werk van Spinoza afkomstig zijn. Hoewel het aantal voorstanders van de radicale Verlichting tot aan het einde van de achttiende eeuw altijd klein bleef, heeft deze beweging zich op beslissende wijze kunnen doorzetten tegen de machtige tegenstand van de gematigde Verlichting en de contraverlichting. Israel verklaart dat Spinoza in de achttiende eeuw misschien wel weinig echte sympathisanten had, maar zeker niet vergeten is en hoog op de wijsgerige agenda bleef staan. Vele denkers hielden deels vast aan traditionele voorstellingen en sloten compromissen met de bestaande maatschappelijke instellingen, maar konden zich toch niet onttrekken aan de fascinatie die de nieuwe radicale filosofie op hen uitoefende. Deze geleerden bekritiseerden Spinoza in het openbaar, maar gaven zijn werken wel een ereplaats in hun privébibliotheek. Volgens Israel hebben Spinoza en zijn kleine kring van volgelingen en sympathisanten in het Amsterdam van de Gouden Eeuw zo de grondslag van de moderne samenleving met zijn democratie en tolerantie gelegd.
De filosoof Spinoza (1632-1677) is bij uitstek geschikt als boegbeeld van de stad Amsterdam. Tijdens zijn leven en lang daarna is hij verguisd vanwege atheïsme, maar desondanks heeft zijn filosofie een enorme invloed gehad op vele denkers na hem. Zonder zijn ideeën is de Verlichting moeilijk voor te stellen. Amsterdam heeft een historische 'superster' in huis, waar Amsterdam met recht trots op kan zijn.
Het enige werk van Spinoza dat onder zijn eigen naam werd uitgegeven is een commentaar op Descartes’ hoofdwerk de Principia philosophiae (De beginselen van de wijsbegeerte uit 1644), dat een overzicht geeft van al onze kennis van het universum. Het boekje verscheen in 1663 bij J. Rieuwertsz te Amsterdam onder de titel Renati des Cartes Principia philosophiae. Een jaar later verscheen in een Nederlandse vertaling. Spinoza schreef het boekje als een studiehulp voor een student theologie Casearius, die in Rijnsburg in hetzelfde huis als hij woonde. Het werk is voorzien van een voorwoord van de hand van Lodewijk Meijer, die wijst op het belang van de meetkundige methode om in wetenschap en maatschappij eenheid te vinden en een einde te maken aan alle twist en tweedracht die ontstaan door vooroordeel en onzuiver denken. Meijer wijst ook op essentiële verschillen tussen Descartes’ en Spinoza’s filosofie, zoals de vrijheid van de wil en over de vraag of de ziel een substantie. Aan het slot van het boek vindt men een overzicht van de scholastieke metafysica met de titel ‘Metafysische gedachten’. Het eerste boek leidt na de axioma’s en definities de natuur van de geest af uit het cogito (ik denk, dus ik besta). Hierna volgen het bewijs van Gods bestaan en zijn eigenschappen. Deel twee geeft de fysica: de aard van de stof en de wetten van de beweging. Hoe men volgens Descartes het zonnestelsel en de natuurlijke verschijnselen op aarde op basis van deze bewegingswetten kon verklaren heeft Spinoza behandeld.
Aan het einde van de negentiende eeuw introduceerde de Zwolse gymnasiumleraar Koenraad Meinsma in zijn Spinoza en zijn kring, historisch-kritisch studiën over Hollandsche vrijgeesten het begrip de kring van Spinoza. In dit boek ondergraaft Meinsma de romantische mythe van Spinoza als een eenzame profeet. Hij toont aan dat Spinoza met veel vrijgeesten en radicale protestanten omging. Vrijgeesten of libertijnen hebben door de eindeloze godsdiensttwisten sinds de 16e eeuw hun christelijk geloof verloren, terwijl de radicale ‘linker’ vleugel van het protestantisme niets meer met de kerk van doen wilde hebben en alleen op het licht van de rede en de geest meende te kunnen vertrouwen. Meinsma’s overtuiging dat Spinoza deel uit maakte van een groep van gelijkgezinde vrijdenkers is niet nieuw. Pierre Bayle noemt als reden in zijn befaamde Dictionaire historique et critique (1697) bijvoorbeeld al dat Spinoza Amsterdam verliet vanwege de verstoring van zijn rust door het te veelvuldige bezoek van zijn vrienden. Op het platteland kon hij rustig nadenken en lenzen slijpen. Hij noemt de Amsterdamse koopman Jarigh Jelles (†1681) en de lexograaf en toneelschrijver Lodewijk Meijer (1629-1681), als zijn vrienden en volgelingen, die hem hielpen met de uitgave van zijn geschriften en na zijn dood zorgden zij voor de publicatie van de Opera posthuma. In tegenstelling tot zijn voorgangers beschikte Meinsma echter over een belangrijk nieuw gegeven, dat hem in staat stelde het begrip ‘kring’ te introduceren. In de eerste brief aan Spinoza van Simon de Vries (1633-1667), een Amsterdamse doopsgezindse koopman waarvan het origineel in de loop van de 19e eeuw in het archief van het doopsgezinde weeshuis de Oranje-appel ontdekt werd, vindt men de beschrijving van een collegium (studiekring) van de Amsterdamse vrienden rond Spinoza’s manuscripten.
1661 – Verhandeling over de verbetering van het verstand (onvoltooid)*
Tractatus de intellectus emendatione (TIE)
1660-1661 – Korte verhandeling van God, de mens en zijn welstand
Tractatus de Deo et homine ejusque felicitate (KV)
1663 – Rene Descartes' wijsgerige beginselen
Renati Des Cartes principiorum philosophiae (Principia)
1663 – Metafysische gedachten
Cogitata metaphysica
1661-1675 – Ethica
Ethica ordine geometrico demonstrata (Ethica)
1670 – Theologisch-politiek traktaat
Tractatus theologico-politicus (TPT)
1670-1675 – Compendium van de Hebreeuwse grammatica (onvoltooid)*
Compendium grammatices linguae Hebraeae
1675-1677 – Politiek traktaat (onvoltooid)*
Tractatus politicus (TP)
1661-1677 – Briefwisseling*
Epistolae
* 1677 – Nagelaten Schriften (3 werken + 75 brieven)
Opera posthuma (OP)
Nadat Spinoza in 1677 overleden was, werd door een notaris een inventaris gemaakt van zijn nagelaten inboedel. Veel was het niet, maar van de ongeveer 160 boeken werd wel een redelijk goede beschrijving gemaakt. En daarmee weten we welke boeken Spinoza tegen het einde van zijn leven in huis had.
De boeken werden verkocht, daardoor uit beeld verdwenen. Maar rond 1900 werd door de Vereniging Het Spinozahuis begonnen met een reconstructie van deze collectie door identieke exemplaren aan te kopen. Toen het Spinozahuis in Rijnsburg een grondige verbouwing onderging, werd deze boekencollectie tijdelijk elders ondergebracht en gecatalogiseerd. De boeken van Spinoza, samengesteld door Jacob van Sluis en Tonnis Musschenga, bevat deze lijst van nagelaten boeken. Men kan deze catalogus als PDF-bestand (https://pure.rug.nl/ws/portalfiles/portal/2640194/Boeken_van_Spinoza.pdf) downloaden. Let op: het is een groot bestand (27MB).
De gereconstrueerde boekenverzameling van Spinoza is inmiddels alweer jarenlang te bewonderen in Museum Het Spinozahuis in Rijnsburg.
Het Museum is geopend dinsdag t/m zondag van 13.00 tot 17.00 uur.
Raadpleeg de website voor lopende tentoonstellingen, activiteiten en aangepaste openingstijden https://www.spinozahuis.nl/spinoza-museum-rijnsburg